Wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden: wat betekent dit voor ondernemers?

Het langverwachte wetsvoorstel ‘Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden’ (VBAR) werd eind vorig jaar ter consultatie gepubliceerd. Het wetsvoorstel heeft grote gevolgen voor ondernemers die zzp’ers inzetten. De regels omtrent werknemers en zelfstandigen moeten volgens het kabinet worden verduidelijkt.

Het nieuwe toetsingskader

Het kernidee van het wetsvoorstel is het verhelderen van het begrip ‘gezagsverhouding’. Dit wordt gedaan door drie hoofdelementen toe te voegen aan de wet (artikel 7:610 BW). Deze worden verder ingevuld met duidelijke indicaties in een algemene maatregel van bestuur (amvb).

Deze elementen moeten duidelijkheid scheppen over de aanwezigheid van een gezagsverhouding of juist zelfstandigheid. Dit markeert een verandering ten opzichte van de ‘holistische benadering’ waarbij alle feiten en omstandigheden werden beoordeeld.

De drie hoofdelementen zijn als volgt:

  1. Werkinhoudelijke ondergeschiktheid: Dit element beoordeelt in hoeverre de werkgever aanwijzingen kan geven over de uitvoering van het werk en controle heeft over de werkzaamheden.
  2. Organisatorische inbedding: Dit betreft de vraag of de werkzaamheden binnen de organisatie van de werkgever vallen, tot de kernactiviteiten behoren, een structureel karakter hebben, en zij-aan-zij worden uitgevoerd met werknemers die vergelijkbaar werk verrichten.
  3. Werken voor Eigen rekening en risico: Dit element kijkt naar de financiële risico’s, verantwoordelijkheid voor gereedschap en materialen, specifieke vaardigheden die niet standaard in de organisatie van de werkgever aanwezig zijn, de zelfstandige positie naar buiten toe, en de duur van de opdracht.

Als deze drie elementen geen eenduidig antwoord geven, dan wordt er gekeken naar een vierde element genaamd C+. Waarbij wordt gekeken of de zzp’er zich doorgaans als ondernemer gedraagt in vergelijkbare werkzaamheden buiten de betreffende arbeidsrelatie.

Rechtsvermoeden

Het wetsvoorstel introduceert ook een civielrechtelijk rechtsvermoeden. Als een werkende onder een bepaald uurtarief wordt betaald (momenteel € 32,24), en meent dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, kan deze zich beroepen op het rechtsvermoeden. Als de werkgever dit betwist, kan de zaak aan de rechter worden voorgelegd. Het is dan aan de werkgever om aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Conclusie

Hoewel het wetsvoorstel ‘verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’ beoogt om de beoordeling van arbeidsrelaties te verhelderen, lijkt het in de praktijk nog steeds complex en vatbaar voor interpretatieverschillen.

 

Heeft u naar aanleiding van deze blog vragen over contractenrecht of een gerelateerd onderwerp? Neem dan contact op via 088-1331133 of stuur een mail naar service@deraadgevers.nl

Start typing and press Enter to search