Werkgeefster die geen veilige werkplek creëert voor tot de COVID-19-risicogroep behorende werkneemster, moet forse billijke vergoeding betalen.

Op 10 juni 2021 heeft de kantonrechter uitspraak (ECLI:NL:RBLIM:2021:5203) gedaan omtrent het ernstig verwijtbaar handelen door de werkgeefster jegens de werkneemster die behoort tot de COVID-19-risicogroep.

Feiten
Een werkneemster is werkzaam als secretaresse bij werkgeefster. Zij behoort tot de COVID-19-risicogroep. Op 15 maart 2020 heeft de werkgeefster al het personeel ingelicht over de gevolgen van COVID-19. Daarin heeft de werkgeefster aangegeven dat het niet mogelijk is om thuis te werken. Indien werknemers niet op kantoor kunnen of willen zijn, kunnen zij enkel thuisblijven door opnemen van hun verlofdagen. Vervolgens heeft de werkneemster zichzelf ziekgemeld met keelklachten op 15 maart 2020. Vanaf juni 2020 is werkneemster niet meer uitbetaald.

De bedrijfsarts de werkgever geadviseerd om voor een veilige werkplek te zorgen als thuiswerken niet mogelijk is. Dit kon gerealiseerd worden door een met plexiglas afgeschermde balie. De werkgeefster heeft hier echter geen gehoor aan gegeven. De bedrijfsarts heeft daarop gerapporteerd dat sprake is van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding en adviseerde om een mediator in te schakelen.
In Kort Geding werd de werkgeefster veroordeeld tot betaling van het loon vanaf juni 2020.

De beoordeling
De werknemers verzoekt zelf om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst, vanwege de ernstig verstoorde verstandhouding. Volgens de rechter is sprake van ernstig verwijtbaar handelen door de werkgeefster, waardoor de werkneemster recht heeft op transitievergoeding. De rechter geeft als redenen dat de werkgeefster de werkneemster onder druk heeft gezet om naar werk te komen, geen veilige werkplek heeft gerealiseerd, geen gehoor heeft gegeven aan het advies tot inschakeling van een mediator en onterecht de loonbetaling heeft gestaakt. De werkgeefster daarom € 10.000 aan transitievergoeding verschuldigd, ook al heeft de werkneemster zelf om ontbinding verzocht.

De werkneemster heeft tevens een billijke vergoeding geëist gelijk aan haar gederfde inkomsten tot haar pensioen. De werkneemster stelt dat zij gelet op haar leeftijd, de coronacrisis en haar medische situatie weinig kans heeft om op korte termijn een andere baan te vinden. Naar het oordeel van de rechter is dit terecht en is er geen aanleiding om aan te nemen dat werkneemster niet tot haar pensioenleeftijd werkzaam zou blijven bij de werkgeefster als dit allemaal niet had gespeeld. De werkgeefster heeft de hoogte van de billijke vergoeding niet betwist en wordt veroordeeld om € 46.000 aan billijke vergoeding te voldoen.

 

Start typing and press Enter to search