Vakantiedagen, een heilig goed

Op 15 april 2021 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en werknemers (ECLI:NL:RBROT:2021:3754). De werkgever had, om de gevolgen van de coronapandemie op te vangen, een drietal maatregelen genomen, te weten het op een later moment invoeren van procentuele loonsverhogingen, geen opbouw van bovenwettelijke vakantiedagen en het verplicht opnemen/afschrijven van een deel van de vakantie-uren. De werknemers zijn het hier niet mee eens en vorderen bijschrijving van de vakantie-uren, uitbetaling van de nog verschuldigde loonsverhogingen en het niet vervallen van de bovenwettelijke vakantiedagen.

De beoordeling

Vast staat dat tussen beide partijen een eenzijdig wijzigingsbeding is overeengekomen. Artikel 7:613 BW bepaalt dat een werkgever slechts een beroep kan doen op een dergelijk beding, indien hij bij wijziging een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer dat door die wijziging wordt geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Uit jurisprudentie blijkt dat een arbeidsvoorwaarde in een arbeidsovereenkomst alleen ten nadele van de werknemer kan worden gewijzigd indien voldoende zwaarwegende belangen aan de zijde van de werkgever dat rechtvaardigen. Bij deze belangenafweging wordt in het gegeven geval voor het doorvoeren van de wijziging vereiste gewicht van de belangen van de werkgever mede bepaald door het gewicht van de belangen van de werknemer die daar tegenover staan (HR Fair Play).

Wat betreft de uitgestelde loonsverhoging, oordeelt de rechtbank in dit specifieke geval dat de acute financiële problemen van werkgever een zodanig zwaarwichtig belang vormen dat de belangen van de werknemers hiervoor moet wijken. Ondanks dat de werknemers in hun (toekomstige) financiële positie geraakt worden, prevaleert het belang van de werkgever, nu deze geconfronteerd wordt met (forse) liquiditeitsproblemen. Bij de beoordeling speelt onder meer mee dat de Ondernemingsraad, naar raadpleging van een deskundige, heeft ingestemd met de maatregelen. Bovendien zijn de maatregelen niet van permanente, maar van tijdelijke aard.

Met betrekking tot de opbouw van vakantiedagen en het verplicht opnemen hiervan ligt dit anders. Op grond van Europese richtlijnen wordt het zogenoemde ‘recht van recuperatie’ als belangrijke arbeidsvoorwaarde beschouwd. De gedachte is hierachter dat vakantie nodig is voor werknemers om hun werk optimaal te blijven vervullen. Het belang van werkgever om verplichte vakantiedagen aan te wijzen ligt in de verbetering van de liquiditeit en het terugdringen van het aantal opgespaarde vakantiedagen (het zogenaamde stuwmeer van vakantiedagen). Dit belang staat tegenover het belang van werknemers om te herstellen, juist nu zij daar behoefte aan hebben vanwege de hoge werkdruk tijdens de lockdown. De rechtbank oordeelt hier dat het belang van de werkgever niet kan prevaleren boven het belang van de werknemers. Hieruit blijkt nog maar eens het belang dat wordt gehecht aan het recht op vakantie.

Tip

Zorg als ondernemer dat je goed op een rijtje hebt hoeveel vakantiedagen werknemers hebben. Stimuleer werknemers (tijdens rustigere periodes) hun vakantiedagen op te nemen. Zo voorkom je dat werknemers aan het einde van het jaar een ‘stuwmeer’ aan vakantiedagen hebben opgebouwd en deze of uitbetaald moeten worden of op een ongunstig moment alsnog opgenomen worden.

Voor meer vragen hierover neem contact op met één van onze arbeidsrecht specialisten.

Start typing and press Enter to search