Valt een verbod op tatoeages onder het instructiebeleid van de werkgever?

Een werkgever hanteert voor zijn werknemers een beleid op grond waarvan het verboden is tatoeages zichtbaar te hebben tijdens de uitvoering van hun dienst in uniform. Volgens de werkgever stralen buitengewoon opsporingsambtenaren OV (boa-ov) een bepaald gezag uit ten behoeve van de veiligheid in het openbaar vervoer, daarom moeten zij zich onthouden van uitlatingen en/of versieringen die afbreuk kunnen doen aan dit gezag.

De werkgever mag deze regels bepalen omdat hij een instructiebevoegdheid heeft. Er zitten wel grenzen aan het stellen van regels. Een voorschrift mag niet in strijd zijn met goed werkgeverschap, de redelijkheid en billijkheid en/of fundamentele grondrechten van de werknemer. Of een bepaald beleid deze grenzen overschrijdt, moet per geval worden beoordeeld. Het tatoeagebeleid overschrijdt deze grenzen niet. De boa-ov’er heeft een bijzondere taak, hij beschikt over politiebevoegdheden en geweldsmiddelen en dit vereist een neutrale en professionele uitstraling. Ook tast het moeten bedekken van een tatoeage (lange mouw, extra knoopje dicht of een pleister) de vrijheid van een werknemer om een tatoeage te zetten niet aan.

Het is raadzaam instructieregels op te stellen in een personeelshandboek.

  • Rechtbank Rotterdam ECLI:NL:RBROT:2020:8133

Start typing and press Enter to search