Zorg- en informatieverplichting werkgever bij niet-genoten vakantiedagen

In deze zaak staat centraal of de werkgever is gehouden tot uitbetaling van de door werknemer niet-genoten vakantiedagen. Het hof beoordeelt deze vraag bevestigend omdat werkgever niet heeft  voldaan aan de zorg- en informatieverplichting.

Casus

Werknemer is sinds 2005 in dienst bij werkgever. In de periode van 2005 tot 2019 heeft werknemer niet alle opgebouwde wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen opgenomen. Werknemer vordert uitbetaling van de niet-genoten vakantiedagen, in totaal 256,5 vakantiedagen. Werkgever verweert zich door te stellen dat de niet-opgenomen vakantiedagen zijn vervallen.
Voor de wettelijke dagen beroept de werkgever zich daarbij op de vervaltermijn van 6 maanden na het opbouw jaar. Voor de boven wettelijke dagen geldt een verjaringstermijn van 5 jaar.

De rechtbank Den Haag veroordeelde de werkgever tot het uitbetalen van 22 vakantiedagen. Tegen dit oordeel gaat werknemer in hoger beroep.

Gerechtshof Den Haag: zorg- en informatieplicht

Het hof oordeelt dat het betoog van werkgever niet opgaat ten aanzien van de niet-genoten wettelijke vakantiedagen. Het hof volgt hier de redenering uit het Max Planck-arrest van het Europees hof van Justitie uit 2018.
In die uitspraak is bepaald dat voor wettelijke vakantiedagen geen vervaltermijn van zes maanden geldt, wanneer de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen.
Als werkgever heb je een zorgplicht om er op te letten en het mogelijk te maken dat je werknemers op tijd vakantie opnemen.

Bovendien rust op de werkgever een informatieplicht om tijdig de werknemer in te lichten dat de wettelijke vakantiedagen komen te vervallen als ze niet worden opgenomen.

In deze zaak komt het hof tot oordeel dat werkgever onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan volgen dat werkgever aan de zorg- en informatieverplichting heeft voldaan.
Omdat het beroep op verval niet opgaat moeten alle wettelijke niet-genoten vakantiedagen dus door werkgever alsnog worden uitbetaald.

Met betrekking tot bovenwettelijke vakantiedagen oordeelt het hof dat werknemer in 2019 een geldige stuitingshandeling heeft verricht. Dat wil zeggen dat de werknemer zich tijdig het recht heeft voorbehouden om alsnog betaling van deze vakantiedagen te verlangen. Daardoor is sinds 2014 de lopende verjaringstermijn gestaakt en is er een nieuwe verjaringstermijn gaan lopen. De vordering voor de niet-genoten vakantiedagen opgebouwd tot en met 2013 zijn door de wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar wel verjaard. Het hof komt daardoor uit op een vergoeding van 186,5 opgebouwde vakantiedagen die werkgever nog moet vergoeden.

Hoge Raad

De Hoge Raad houdt het arrest van het gerechtshof Den Haag in stand. De werkgever heeft de zorg- en informatieplicht geschonden, wat tot gevolg heeft dat de wettelijke vakantiedagen niet komen te vervallen. De bovenwettelijke vakantiedagen die zijn gestuit komen ook niet te vervallen. De werknemer heeft recht op uitbetaling van deze niet-genoten dagen.

Tips

Als werkgever is het van groot belang om je werknemers tijdig en voldoende zorgvuldig in te lichten over het vervallen van opgebouwde wettelijke vakantiedagen 6 maanden na het opbouw jaar.
Laat je dit na, dan vervallen de wettelijke vakantie dagen niet en kan een werknemer bij einde dienstverband toch nog uitbetaling van de openstaande vakantiedagen eisen.

Wijs je werknemers dus regelmatig op hun openstaand vakantiedagen saldo. Bovendien moet je je werknemers ook daadwerkelijk de gelegenheid bieden vakantie op te nemen voor 1 juli van elk jaar.

Werknemers zijn wel zelf verantwoordelijk voor het stuiten van bovenwettelijke vakantiedagen zodat deze niet komen te vervallen na 5 jaar. Tenminste als ze wel voldoende de kans hebben gekregen om alle vakantiedagen op te nemen.

Heb je vragen over dit onderwerp of een gerelateerd onderwerp? Neem dan contact op via 088-1331133 of stuur een mail naar service@deraadgevers.nl

 

Start typing and press Enter to search