Wetswijziging RVU, pensioenuitkering en meer verlofsparen

Op 12 januari 2021 is er een wetswijziging gekomen wat gevolgen heeft voor de volgende onderdelen:

  1. De RVU vrijstelling
  2. Meer verlofdagen sparen

Het doel van de wetswijziging is om oudere werknemers gezond de eindstreep te laten halen.

 

Wijziging in de RVU vrijstelling

Vóór 2021:
Als een werkgever een oudere werknemer die nog niet de AOW gerechtigde leeftijd had bereikt wilde laten stoppen met werken, dan kon de belastingdienst de werkgever een boete opleggen in de vorm van een heffing. De boeteheffing betrof 52% van het aan de werknemer te betalen werkgeversbijdrage. De boeteheffing gold niet als het ontslag het gevolg was van objectieve redenen, zoals een reorganisatie waarbij niet werd gefilterd op basis van leeftijd of disfunctioneren. De 52% heffing geldt per 2021 nog steeds, maar nu wordt er onder ruimere omstandigheden een uitzondering gemaakt.

Na 2021:
Werknemers die binnen 3 jaar voor hun AOW-gerechtigde leeftijd willen stoppen met werken, kunnen gebruik maken van de nieuwe uitzondering in de RVU-regeling. Dit houdt dus in dat de werknemer eerder kan stoppen met werken, zonder dat de 52% heffing verschuldigd is. De werkgever kan aan de werknemer een vergoeding van (bruto) € 1.767,- (bedrag 2021) zonder boete/heffing per maand uitkeren.

Deze uitzondering op de RVU regeling werkt op basis van wederzijdse vrijwilligheid. Dit betekent dat zowel werkgever als werknemer moet instemmen met het vervroegde vertrek en met de voorwaarden daarvan. Hiervoor zal een VSO (vaststellingsovereenkomst) met wederzijds goedvinden dienen te worden opgemaakt.

De RVU-drempelvrijstelling geldt gedurende de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025. Voor de jaren 2026 tot en met 2028 geldt er een uitloopperiode. Dat houdt in dat als een RVU regeling uiterlijk op 31 december 2025 schriftelijk is overeengekomen, er in de jaren 2026 tot en met 2028 nog steeds uitkeringen worden gedaan zonder de boeteheffing van 52%.

 

Wijziging in het verlofsparen
Ook brengt de wetswijziging verdere mogelijkheden om een werknemer eerder te laten stoppen met werken of om het werken af te bouwen in de vorm van verlofsparen met zich mee. Het aantal weken dat een werknemer belastingvrij kan verlofsparen wordt namelijk verdubbeld. Nu is het zo dat als een werknemer meer dan 50 weken verlofweken spaart, de werkgever direct loonbelasting moet afdragen. De grens van belastingvrij verlofsparen is nu verhoogd naar 100 weken. Dit geeft werknemers naast de mogelijkheid om eerder te stoppen, ook de mogelijkheid om tussentijds voor langere periodes niet te werken.

 

De vrijstelling van de RVU-heffing en verruiming van het verlofsparen treden met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2021.

Start typing and press Enter to search