Constructie omzeilen ketenregeling doorgeprikt

In deze crisistijden wil je als werkgever het liefst zo flexibel mogelijk omgaan met tijdelijke arbeidscontracten en het liefst voorkomen dat je een contract van onbepaalde tijd aan jouw medewerkers moet aanbieden. Maar het wordt steeds lastiger om de ketenregeling te omzeilen. De Hoge Raad heeft recentelijk een inventieve constructie om de ketenregeling te omzeilen aan banden gelegd.

De casus

Tussen werknemer en werkgever zijn reeds drie arbeidsovereenkomsten van bepaalde tijd gesloten. De derde arbeidsovereenkomst wordt door de werkgever verlengd met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd. Tegelijkertijd maken partijen echter aanvullende afspraken, die in een vaststellingsovereenkomst worden opgenomen.

In de vaststellingsovereenkomst wordt vastgelegd dat de verlenging van de arbeidsovereenkomst plaatsvindt op voorwaarde dat deze arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met wederzijds goedvinden eindigt op een van te voren vastgestelde datum.

De werknemer vecht de beëindiging van zijn dienstverband aan en voert ter onderbouwing hiervan aan dat de vierde arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd in combinatie met de voorwaarde in de vaststellingsovereenkomst maakt dat in feite sprake is van een vierde arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd. Dit is in strijd met de dwingendrechtelijke ketenregeling zoals verwoord in artikel 7:668a BW, zodat deze vierde overeenkomst derhalve voor onbepaalde tijd moet gelden.
Ook geeft de werknemer aan dat zijn wil ten tijde van het tekenen van de vaststellingsovereenkomst niet gericht was op het beëindigen van de arbeidsovereenkomst maar op behoud van zijn baan.

Partijen procederen tot aan de Hoge Raad

In haar recent gewezen arrest geeft ons hoogste rechtscollege aan dat er niet alleen gekeken moet worden naar de bewoordingen van de arbeidsovereenkomst, maar naar alle omstandigheden van het geval. In dit geval moet de arbeidsovereenkomst in samenhang met de vaststellingsovereenkomst worden gelezen.

De Hoge Raad beslist vervolgens dat een vaststellingsovereenkomst alleen een dwingend rechtelijke bepaling opzij mag zetten indien deze strekt ter beëindiging van een – reeds bestaand – geschil en dus niet, zoals in deze casus -ter voorkoming- van een geschil.

Conclusie

Conclusie is dat de voorwaarde zoals opgenomen in de vaststellingsovereenkomst, dat de overeenkomst van onbepaalde tijd van rechtswege eindigt op een van tevoren vastgestelde datum, in strijd is met de ketenbepaling van artikel 7:668a BW. Met andere woorden omzeiling van de ketenbepaling is niet toegestaan.

Start typing and press Enter to search